Magnus Hirschfeld speelde een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het begrip homoseksualiteit in Duitsland en ver daarbuiten in het begin van de twintigste eeuw. In zijn Institut für Sexualwissenschaft in Berlijn ontvingen hij en zijn naaste medewerkers honderden mensen die informatie en advies over hun seksuele leven en voorkeuren wilden hebben. Vanuit de gedachte dat seksualiteit en oriëntatie direct voortkwamen uit lichamelijke gesteldheid onderzocht hij hun lichamen en publiceerde daarover, bij voorbeeld in de Jahrbücher für Sexuelle Zwischenstufen. Ook werden er regelmatig colleges en voorlichtingsavonden op het Instituut gegeven.
Maar Hirschfeld was ook joods. Zijn werk riep veel weerstand op bij de rechtse burgerij en de opkomende nazi’s, en zijn joodse afkomst hielp daar niet bepaald bij. In 1930 vertrok hij voor een langere reis naar de Verenigde Staten en toen hij in 1932 terugkeerde naar Europa was de situatie zo verslechterd, dat hij besloot zijn wereldreis te verlengen en voorlopig niet naar Duitsland terug te keren. Hij zou Duitsland nooit meer terugzien. Op 6 mei 1933 werd het Institut fur sexualwissenschaft door Nazi studenten geplunderd en enkele dagen later werd de beroemde bibliotheek op de brandstapel gegooid. Hirschfeld was op dat moment in Parijs en zag de boekverbranding, waarover hij al schriftelijk bericht had gekregen, op het bioscoopjournaal ‘unter tiefster seelischer Erschütterung’. S
In het moderne Europa zonder grenzen kunnen we ons moeilijk voorstellen hoe lastig in deze periode reizen en vooral langere tijd buiten de eigen landsgrenzen verkeren was. Paspoorten werden voor een periode van vijf jaar afgegeven, dat is niet anders dan nu. Hirschfelds pas liep af in mei 1933 op het moment dat hij in Zwitserland was. Uit angst dat de pas niet meer verlengd kon worden en hij in het mogelijk voor hem gevaarlijke Zwitserland opgesloten zou raken stak hij de ‘groene grens’ naar Frankrijk over, een land dat hij goed kende. In de loop van 1934 kon hij toch nog veel reizen maken: Nice, Venetië, Milaan, Verona, Lausanne, Genève. Maar vanaf het voorjaar van 1935 beperkte de Duitse regering de mogelijkheden om paspoorten en visa te verlengen. Hij durfde Frankrijk niet uit te reizen uit angst dat hij niet meer kon terugkeren. Hij zat dus vast. Een van zijn twee levenspartners, Instituts-medewerker Karl Giese, die om onbekende reden niet met hem meegereisd was naar de VS, had een vergelijkbaar probleem: hij werd in 1934 opgepakt wegens seks met een man in een sauna en werd vervolgens uitgewezen uit Frankrijk. Hij woonde daarna in Wenen en Brno.
Over de laatste levensjaren van Hirschfeld in ballingschap is weinig bekend. We kunnen er meer over lezen in Magnus Hirschfelds Exil-Gästebuch, dat onlangs is uitgegeven. Hirschfeld had de gewoonte om mensen die hij ontmoette te vragen iets persoonlijks in een ‘gastenboek’ te schrijven. Mij drong steeds de vergelijking op met het gastenboek dat je in sommige vakantieverblijven aantreft, waarin de gasten naam, datum, en iets aardigs schrijven. Alleen waren de personen in kwestie niet letterlijk Hirschfelds gasten, maar mensen die hij ontmoette. Ook plakte hij veel foto’s van de mensen die op bezoek kwamen, enkele plaatjes uit de Berlijnse tijd en soms krantenknipsels en aankondigingen van lezingen in het boek.
Het boek belandde via allerlei omwegen in het Deutsche Literaturarchiv Marbach waar het uiteindelijk ontdekt werd door Marita Keilson-Lauritz die zich lange tijd met de transcriptie en het achterhalen van de namen bezighield. Nu is het onder de vleugels van het Magnus Hirschfeld Gesellschaft in facsimile met aantekeningen is uitgegeven. De aantekeningen moeten een hels karwei geweest zijn. In totaal staan er bijna 90 foto’s in het boek, meer dan 260 namen en berichten, in niet altijd even leesbare handschriften, in diverse talen, waaronder chinees (Hirschfelds andere levenspartner Li Shiu Tong was van chinese afkomst). 158 personen kon men achterhalen. De korte biografieën achterin het boek tonen aan hoe groot het netwerk van Hirschfeld was, en hoe hij, ondanks het verlies van zijn instituut en bibliotheek toch probeerde nog iets van zijn werk voort te zetten.
De 65jarige besteedde wat de laatste twee jaar van zijn leven zouden blijken te zijn aan pogingen iets van zijn levenswerk te redden. Financieel hoefde hij zich geen zorgen te maken: behalve de inkomsten uit lezingen en boeken had hij uit voorzorg aandelen in 1928 in De Bijenkorf gekocht, die heel wat opleverden. Als arts mocht hij niet werken, omdat hij in Frankrijk niet bevoegd was. Wel probeerde hij zijn Berlijnse instituut te laten herleven in een ‘Institut des Sciences Sexologiques’ in zijn woning in Parijs.
In 1921 was Hirschfeld instrumenteel in de oprichting van de Weltliga fur Sexualreform die tot doel had juridische veranderingen in de veelal zeer verouderde en belemmerende regelgeving te bewerkstelligen. Seksuele voorlichting, geboortebeperking, decriminalisering van seksuele handelingen tussen volwassenen met beider toestemming stonden in het tienpuntenplan van de Liga. Voorlichting over interseksuelen en homoseksuelen moest discriminatie tegengaan. Zij dienden in het vervolg medisch behandeld te worden en niet meer als misdadigers of zondaars. De Weltliga kwam vanaf het eind van de jaren twintig jaarlijks of tweejaarlijks in verschillende steden in Europa bijeen. Hirschfeld organiseerde vanuit zijn ballingschap nog het congres van 1932 in Brno, maar na de oprichting van zijn Institut des Sciences Sexologiques kreeg hij ruzie met de franse afdeling van de Weltliga fur Sexualreform. Meningsverschillen over het programma waren de reden. Mogelijk speelde ook nog een rol dat een van Hirschfelds voormalige Berlijnse collega’s, de bij homohistorici niet onbekende Albert Moll hem er van beschuldigde helemaal niet gevlucht te zijn om politieke redenen, maar omdat hij bang was voor het gerecht gedaagd te worden wegens zedenmisdrijven.
In Parijs woonden veel Duitse ballingen, ook wetenschappers. In 1934 richtten zij de Deutsche Freiheitsbibliothek op, ook wel de bibliotheek van de verbrande boeken genaamd, omdat de bibliotheek op de eerste verjaardag van de boekverbranding werd geopend. Ze bevatte vooral materialen uit het Internationale Antifaschistische Archiv dat ooit ontstaan was uit materiaal dat verzameld was voor het zgn Bruinboek dat na de brand in de rijksdag in 1933 was verschenen. Heinrich Mann was president van de bibliotheek. Hirschfeld was behalve bij de opening van de bibliotheek ook betrokken bij de Notgemeinschaft der deutschen Wissenschaft und Kunst im Ausland, een soort Akademie van Wetenschappen in ballingschap. Dit bleef in nazi Duitsland natuurlijk niet onopgemerkt. Wegens de antinazi uitingen probeerde het naziregime een aantal leden van de Notgemeinschaft hun Duitse nationaliteit te ontnemen.
Spottend wordt opgemerkt dat de gemeenschappelijke kerstviering in Nice te danken is aan Adolf Hitler ‘Wit wollen unserm Führer dankbar sein!’
Uit de namen in het gastenboek blijkt dat Hirschfeld nog wel contacten met mensen uit de beweging voor seksuele hervorming onderhield, al ontbreken de kopstukken van de Weltliga bij voorbeeld, afgezien van Norman Haire. Een van de eerste namen is Emma Goldman, een bekende anarchiste en publiciste, die tijdens haar verblijf in Berlijn met Hirschfeld kennis had gemaakt. Naast vele wetenschappers zien we ook mensen uit homobeweging, zoals de uitgever Fritz Heymann. Hij schrijft in het boek dat hij vanwege de publicatie van het bekende Lila Lied dat hij aan Hirschfeld opgedragen had uit de vereniging van Duitse uitgevers werd gegooid. Of dat waar is, valt te betwijfelen, maar de tekst van het lied (van Kurt Schwabach op muziek van Mischa Spolianski) is wel toepasselijk op de situatie: “Wir sind nun einmal anders, als die Andern” – ook in Parijs.
Er staan ook Nederlanders in: De Nederlandse arts Max Reiss was een kennis van Jhr. Schorer. Als arts bezocht hij Hirschfeld om een opleiding in de seksuologie te voltooien. De joodse Reiss overleefde de oorlog in de onderduik. Dat gold helaas niet voor 13 anderen uit het Gästebuch, zoals Charlotte Polak-Rosenberg. Zij was bestuurslid van de Nederlandse sectie van de Weltliga. Daarnaast was ze een vooraanstaand feministe. Van 1921 tot 1941 was ze presidente van de Vereniging voor Onderlinge Vrouwenbescherming. In 1944 werd ze in Auschwitz vermoord.
Minder geslaagde portrettekening van Hirschfeld in Cagnes sur Mer 31 maart 1935.
Begin 1935 verhuisde Hirschfeld met Li naar Nice. Daar overleed hij plotseling aan een hersenbloeding, en nog wel op zijn 67e verjaardag, 14 mei 1935.
Voor de meeste personen uit het Gästebuch brak een ingewikkelde tijd aan met de komst van de Duitse Wehrmacht in Frankrijk in 1940. Veel mensen konden nog op tijd naar de Verenigde Staten vluchten. Nadat in 1941 zowel in bezet als Vichy-Frankrijk de maatregelen tegen de joden verscherpt werden probeerden anderen illegaal naar Zwitserland te ontkomen of doken in Frankrijk zelf onder.
Magnus Hirschfelds Exil-Gästebuch. Uitgegeven door Hans Bergemann, Ralf Dose en Marita Keilson-Lauriz. Hentrich & Hentrich 2019.
De foto’s zijn afkomstig uit het Gästebuch van Hirschfeld.