Josine Reuling biografie

Sinds enige tijd werk ik aan een biografie van de schrijfster Josine Reuling (1899-1961) onder de werktitel Een zwervend bestaan. Volg via deze pagina de voortgang van het project met steeds nieuwe artikelen over haar. De hele biografie is later in 2024 gereed.

Er is geen BLAAM’an

Josine Reuling, Marie-Louise Doudart de la Grée en Anna Blaman: een ongemakkelijke driehoeksrelatie.

Begin 1949 was Anna Blaman een beroemde, zo niet beruchte, schrijfster, wier lesbisch zijn aan weinigen in Nederland ontgaan was na het verschijnen van haar roman Eenzaam Avontuur en het daaropvolgende literaire schijnproces dat Anna nogal onterecht was aangedaan.

Dit zou suggereren dat Eenzaam Avontuur de eerste, meer in het algemeen bekende, lesbische roman in Nederland was, maar dat is zeker niet het geval. Er waren diverse eerdere romans m et een ‘lesbische’ invalshoek. Al in 1937 verscheen van Josine Reuling Terug naar het eiland. Het werd de enige roman van de Reuling met een evident lesbisch thema, hoewel in bijna al haar boeken –het zijn er tien, plus twee kinderboeken – wel wat wij nu een queer thema zouden noemen of verwijzing naar een situatie zit.

Kort voor de oorlog schreef daarenboven de biseksuele Marie Louise Doudart de la Grée twee kostschoolromans met een lesbisch thema, Reactie en Zondaressen, maar in lesbische kringen wereldberoemd werd ze met Vae solis (1946), een nogal melodramatisch verhaal over de lesbische liefde, dat ze op verzoek van jhr Schorer schreef om uit te leggen was het betekende om zó te zijn.

Zowel het literaire als het lesbische wereldje was klein en het is dus niet verwonderlijk dat de drie dames elkaar kenden; er was zelfs sprake van een driehoeksrelatie zij het met losse zijden. Zowel Marie-Louise als Josine waren ieder op hun eigen manier nogal promiscue.

Reuling was weinig te spreken over Eenzaam Avontuur. 13 januari 1949 schrijft ze aan de literaire criticus Victor van Vriesland (een vriend van haar, overigens ook een erkend vrouwenversierder) ‘Ja, er is geen Blaam’an, aan die Anna! Ach, ach. Arme verkleumde hart, wezen van deze tijd. Ik heb een koude bewondering voor haar en pommade-Peps geeft je een smaak van kinderlijkjes in je mond en dwingt je om drie uur nog eens thee te zetten, daarna een borrel te nemen en een cigaret te roken. Of is het Alide met haar engelrein profiel, die je dit aandoet?’

Drie weken later, 8 februari 1949, vond het beruchte tribunaal plaats, aan de hand van een dagvaarding waarin de inhoudelijke en compositorische feilen van het boek uitgebreid uit de doeken werden gedaan. Anna was uiteindelijk wijselijk niet komen opdagen.

In juni voegde Josine in een brief aan haar uitgeefster bij Querido, Alice von Eugen-van Nahuys een persiflage op de dagvaarding toe (‘niet van mij , oh foei, neen’ – schreef ze in de brief). (Het is overigens niet de eerste persiflage. Op de vrij uitgebreide website die het Literatuurmuseum aan Anna en Eenzaam Avontuur wijdt staat ook een persiflage op de tekst van het boek van de hand van Anton Koolhaas en Simon Carmiggelt die onder de titel Eenzaam Avonduur al op 24 december 1948 verscheen.)

Een Comité, samengesteld uit de Humanitaire Unie, de Stichting voor Nog Grotere Gezinnen en het landelijk Bestuur van “Wees een Zonneschijntje” wil het boek graag veranderen. De titel zou veranderd moeten worden in ‘Eén alleen is maar verdrietig’ en het slot zou uitgebreid moeten worden gewijzigd.

…..die Alide krijgt een vliegtuigongeluk boven zee.

….Peps komt weer bij zijn wettige vrouw en blijft met haar samen. Ze krijgen een laf kindje, dat niet te veel maar ook niet te weinig op Peps lijkt.

….die Bertha gaat naar een psychiater en wordt van haar tot eenzaamheid nopende afwijking genezen. Zij slaat echter de phase van haar genezing, waarin zij verliefd op de psychiater moet worden, over, omdat laatstgenoemde harige polsen en een slecht gebit heeft.(Iets engs mag er wel in blijven). Daarna ontmoet zij Kosta weer, die helemaal glad is en fris ruikt. Zij krijgt hem lief en leest in zijn ogen de onuitgesproken vraag.

Zo worden de meisjes uit de roman één voor één geheteroseksualiseerd. ‘Er bestaat bij het Comité geen twijfel aan, dat de schrijfster zich met deze andere, gelukkige afloop gaarne zal verenigen, aangezien zij waarschijnlijk eenvoudig niet aan deze mogelijkheden heeft gedacht.’ Het zal ook de verkoop bevorderen. Tot slot wordt voorgesteld dat de schrijfster zich voortaan AnNIE zou willen noemen in plaats van het zoveel plechtstatiger AnNA.

Alice kan er niet om lachen. En al helemaal niet, omdat Josine haar voor de zoveelste keer om geld gevraagd heeft, tegen eerdere afspraken in.

Die persiflage komt op dat moment wellicht niet uit de lucht vallen, want kort daarop krijgt Josine een affaire met MarieLouise, die op dat moment de hartsvriendin van Anna Blaman is.

Marie-Louise enAnna
Marie-Louise en Anna

Er is weinig archief van Josine overgebleven helaas, op een aantal brieven na in het Literatuurmuseum. Die zijn fragmentarisch. Gelukkig is er zowel van Anna Blaman als van Marie-Louise meer overgebleven. De correspondentie tussen deze twee is door Aad Meinderts uitgegeven onder de titel Dit tussen ons is geen eenzaam avontuur.

Het uitgebreide archief van Marie-Louise (door haar vriendinnen vaak MarieLou genoemd) in het Literatuurmuseum geeft trouwens een onbevangen kijk in haar nogal rommelige liefdesleven. MarieLou woonde in Zeist met haar man en zoon, allebei Peter geheten. Haar man was zakenman, wat niet alleen betekende dat hij goed in de slappe was zat, maar ook dat hij door de week elders op zakenreis was. Hij begreep weinig van de lesbische verhoudingen van zijn vrouw, maar had er kennelijk ook geen last van (wellicht omdat hij het minder serieus nam), volgens MarieLou. Ze ontving de vriendinnen thuis door de week.  ‘De weekenden zijn voor pappie’ zou ze volgens een kennis haar vriendinnen verteld hebben. Materiële bewijzen van de rijkdom waren het dienstmeisje, de motorfiets waarop MarieLou Zeist onveilig maakte, en de zeilboot waarop ze haar vriendinnen mee uit spelevaren nam.

Uit de correspondentie in haar archief valt goed op te maken hoe MarieLou te werk ging bij haar veroveringen. Ze kreeg veel brieven van lezeressen in reactie op haar werk. Beviel zo’n brief, dan nodigde ze de schrijfster uit om eens kennis te komen maken in Zeist. Daags na de kennismaking stuurde het bezoek dan een extatische brief – hoe leuk en heerlijk het geweest was. Omdat MarieLou haar eigen reacties niet bewaard heeft, weten we niet hoe ze daarop reageerde. In ieder geval volgde kort daarop weer een brief, waarin de schrijfster met weemoed terugdacht aan die heerlijke middag, hoopte, ja smachtte dat MarieLou weer contact zou opnemen en dat ze binnenkort weer langs zou mogen komen. Maar meestal was dat niet het geval.

Bij Anna Blaman lag dat evenwel anders. Bij uitzondering was het MarieLou die als eerste per brief contact opnam; de datum was 28 oktober 1948. Ze schreef op die dag zelfs twéé brieven waarin ze haar waardering voor Blamans Vrouw en Vriend uitte. De laatste brief eindigde met Ik hou van je —ik háát je. Laat me alleen. Hoewel Anna eerst de neiging had terug te schrijven met het verzoek of MarieLou ‘voorgoed stil zou kunnen blijven’- zo slecht vond ze het werk van MarieLou – schreef ze in feite de volgende dag een brief. ‘Schrijf me eens in hoeverre de eenzaamheid als vriendin of als vijandin in uw leven staat?’

De voortgang van deze moeizame relatie valt na te lezen in Dit tussen ons is geen eenzaam avontuur – eigenlijk was het dat juist wel, zo komt het voor. Aad Meinderts die de brieven bezorgde, zegt daarover: Tot een langdurige, hechte liefdesrelatie tussen Anna Blaman en Marie-Louise Doudart de la Grée is het niet gekomen. Anna Blaman had het zich bij de aanvang anders voorgesteld. Anna zag goed in dat ze niet bij elkaar pasten, Blaman was een tragédienne, MarieLou een operettester. De diepgravende mol en aan de oppervlakte scherende zwaluw hadden niets gemeen.

Nu zal dat wel waar zijn, maar toen er eindelijk eind november een daadwerkelijke ontmoeting tussen de twee kwam, vlogen de vonken er af. Zo ging het steeds bij MarieLou. Een paar maanden lang tot het voorjaar van 1949 werden er hartstochtelijk verliefde brieven gewisseld – tenminste als we Anna’s helft van deze eenzijdig bewaard gebleven correspondentie moeten geloven. Doudart de la Grée vernietigde haar eigen brieven, die Anna haar op haar verzoek had teruggestuurd.

Al spoedig in het voorjaar van 1949 kruipt er onvrede in de correspondentie. Beiden komen erachter dat ze iets anders met de relatie willen dan de erotiek en seksualiteit die er overduidelijk in het begin uit blijkt. De brieven worden met grotere tussenpozen geschreven, MarieLou vertrekt voor een vakantie naar Montana, Anna naar Zwitserland. MarieLou is een tijd ernstig ziek in deze periode, wat bij vele van haar correspondenten tot onrust leidde. Een Duitse vriendin uit Montana vroeg zich af hoe het onder deze omstandigheden met Anna ging. “Oder gibt es eine neue Liebe?” Dat deed het.

17 juni 1949 schrijft Anna een brief met daarin twee tekeningetjes: Anna Blaman loopt snikkend weg van MarieLou en Josine Reuling, die elkaar omhelzen. Op de tweede tekening ligt Anna alleen in Rotterdam in bed, terwijl de maan schijnt boven een tweepersoonsbed in Zeist, waarin we ML en JR zien liggen.

“Ik merk duidelijk dat je een reepje van je enthousiasme hebt afgeknipt om dat aan mijn con-soeur JR te schenken. Dat aanvaard ik zonder morren. Waarom zou zij minder lief zijn dan ik?” “Maar ja, ‘het feit dat je van haar vervuld bent en graag ‘het oor leent’ aan haar liefdesbezweringen bewijst mij dat je niet (of: nog niet, of:niet meer) radicaal en onherroepelijk pro-Anna bent.” “wie wint nu dat spelletje ten slotte, J R of  ik?” Anna heeft geen zin in een concurrentiespel; dat kent ze en als er iemand in de trein voordringt, gaat ze ook opzij.

“Hoewel ik je node mis, moet Josine je nu maar gelukkig maken. Ze acht daartoe alle voorwaarden in jullie contact aanwezig, en waarom zou ze geen gelijk hebben? Ik hoop alleen, dat jouw gevoelens voor haar dan ook onvoorwaardelijk en blijvend zullen zijn, want een grote liefde zal goed zijn voor je wezen en voor je werk.”

Er volgen nog enige venijnige brieven. 10 juli 1949 schrijft Anna: ‘En nu komt morgen J.R.handje-gezichtje vrijen. Gebruik je verstand, lieveling en laat niet in symbolische zin je thee opdrinken. (….) Zo’n J R maakt haar angina tot een interessant geval dat jouw ziek zijn daarbij in het niet verzinkt: dat is liefdeloos, ook als het als ‘tactiek’ bedoeld is; en zo langzamerhand dient het je niet meer te steken als ze je 8 a 10 dagen niets laat horen – niet omdat je van mij houdt, maar omdat hierin het bewijs ligt dat ze zich als een aan jou verslingerde ziel maar onbenullig handhaaft.’

Die grote liefde zat er toch wat minder in. Josine hád al een liefde, zij het wellicht geen grote (die grote woonde in Frankrijk en het was uit). Josine woonde op dat moment in de Dongestraat (en vanaf november 1949 in de Harmoniehof 23) in Amsterdam met Beate Mohr (1917-2016). De duits-joodse Beate was vlak voor de oorlog met haar moeder en zuster naar Nederland gevlucht. In 1942 kwam ze via Westerbork in het concentratiekamp Theresienstadt terecht. Ze overleefden alle drie de oorlog. Beate speelt nog een rol in de in lesbische kringen bekende geschiedenis van het Duits joodse stel Aimée en Jaguar, omdat ze met Jaguar, ofwel Felice Schragenheim, in Theresienstadt heeft gezeten en daarover in het boek kon vertellen.

Mogelijk kenden Josine en Beate elkaar omdat Josine gedurende de tijd dat ze in de oorlog in Nederland was, in Laren woonde naast de ondergedoken familie Weinberg, bij wie Beate na haar terugkeer in Nederland in het garagebedrijf ging werken.

Het verhaal vermeldt niet wat Beate van de relatie van Josine en MarieLou vond, maar uit de correspondentie tussen de laatsten blijkt dat het kennelijk pais en vree was. Ook Beate ging af en toe mee op de uitstapjes met de zeilboot van de man van MarieLou en in de brieven van Josine wordt op luchtige wijze aan beiden gerefereerd.      (Beate Mohr rond 1950.)

Uit de schaarse correspondentie die is overgebleven wordt duidelijk dat Josine en MarieLou elkaar slechts af en toe zien, in Zeist of bij een literair gebeuren ergens in het land. Zo ging dat bij Anna en MarieLou ook: men schreef elkaar regelmatig en af en toe zag men elkaar en logeerde dan bij elkaar. Het contact werd niet alleen bemoeilijkt doordat MarieLou nog diverse andere relaties in haar weekdagen moest zien te proppen (de weekenden waren immers voor haar man Peter), Josine weinig geld had om te reizen, maar zeker ook omdat ze allebei voortdurend met hun gezondheid sukkelden. Iedere keer was er wel wat.

Begin juni 1949 maakten MarieLou, Anna Blaman, Josine, Beate en de (biseksuele) critica Emmy van Lokhorst een boottochtje over de Vecht. Er zijn zelfs foto’s van, waar de eerste drie op staan.

2 april 1950 verbrak Anna Blaman de relatie met MarieLou en stuurde haar haar brieven terug. Daarna was er af en toe contact – lesbische ex-lovers laten elkaar zelden voorgoed gaan.

Mei 1950 preludeert Josine op een nieuw boottochtje op de Vecht met MarieLou: Blonde tijgerkat, fijn zal het zijn een week om je heen te dartelen, dit dartelen meer figuurlijk dan letterlijk genomen, gezien mijn lijn. Als de boot nu maar niet schommelt, want dan raak ‘k uit mijn letterlijk evenwicht en dat is zo onaangenaam. Ik zou willen ondervinden hoe het is om uit je geestelijk evenwicht te geraken, maar dit is blijkbaar niet voor me weggelegd. Zelfs van uitslaande tijgerklauwen herstel ‘k langzaam maar zeker. Ach, over De Kruisvaarder weet ik niets te zeggen, misschien later als ik ook mee mag doen in het koor der engelen en roepen Wilt toch naar Ons luisteren!   Er was namelijk een slechte recensie over Blaman’s boek De Kruisvaarder verschenen – vermoedelijk doelt ze op de recensie van H.A.Gomperts in Het Parool van 27 mei 1950, die het boek een kitscherig magazine-verhaaltje noemt.

Tijdens het tochtje had Anna  -zo schreef ze aan Emmy van Lokhorst – gesprekken met Josine over ML. (Ik schrijf het je grof-eerlijk, p. 103). Kennelijk vonden de voormalige rivalen elkaar in bespiegelingen over het gedrag van Marie-Louise. Dat contact bleef.

26 augustus 1950 schrijft Anna aan Emmy van Lokhorst dat ze vond dat Emmy en zij een prettige avond bij Josine gehad hadden. “Ik wist al dat ze heel aardig is en dat ze M.L.verbazend goed ziet. Ze heeft een superieure, en toch heel welmenende en hartelijke gevoelsinstelling tegenover haar. Zij en ik hebben eens een avond over haar gepraat, wat in veel opzichten heel leerzaam voor me was.” Wat zag ze dan? Een paar dagen later schrijft Anna aan Emmy, naar aanleiding van het toneelstuk dat Marie-Louise aan het schrijven is: “Maar ML is ook een kind; ze kent geen zelfkritiek die hout snijdt, en ze kent weinig reserve en weinig eerbied. Haar wezenlijke levensélan gaat niet uit van een wezenlijk en onaantastbaar principe, de psychologische en sociale verhoudingen in haar bestaan als vrouw en moeder zijn nog nooit verantwoord geweest – en daar kan ze zelf niets aan doen, maar ze heeft evenmin de behoefte, de intelligentie en de moed om in te zien dat zij in haar situatie nooit het leven in het hart kan grijpen; en dat is toch de wens en de taak als kunstenaar.” (Grof-eerlijk ,107)

In de latere maanden van 1950 en 1951 verliep het sporadische contact tussen Marie-Louise en Anna zelfs alleen met de tussenkomst van Emmy van Lokhorst. Die berichten en boodschappen doorgaf, zoals ‘ik hoop dat ik haar nooit meer zie. Het is mij allemaal te onwaarachtig en te corrupt’ (Brief AB aan EvL 18 dec 1950).

Tot die conclusie kwam uiteindelijk ook Josine. Op een aantal nogal feitelijke brieven uit de tussenliggende jaren – ze refereren soms wel aan afspraakjes, maar vooral aan de dagelijkse bezigheden van Josine – volgt een brief van 12 augustus 1953. Kennelijk was Marie-Louise weer een ingewikkelde driehoeksrelatie aangegaan, waar we verder niets van weten, omdat het Literatuurmuseum de identiteit van de betrokkenen niet mocht prijsgeven: “Lieve Loutje. (Ze heeft nagedacht over) ‘de delicate kwestie Jules-Lya-Marie-Louise.’  Daarom stel ik je in goede kameraadschap voor om iedere relatie met elkander te verbreken, want al zien we elkaar zelden, gedurende een ontmoeting is het bijna vanzelfsprekend dat jij je over een en ander tegen mij uit. (…) En toch wil ik er niets meer over horen. Nu is dit geen “afscheid voor het leven” om het plechtig te zeggen. Situaties veranderen en zodra ik meen dat we elkander zonder dat mijn vriendschappelijke gevoelens voor Jules in het gedrang komen, weer ’s kunnen ontmoeten, hoor je van me. En natuurlijk wens ik je het allerbeste, lots of love in your life and much fun. En vooral een goed gezond! Hartelijke groeten, ook aan Lya en Hilda.  NB: Die relatie duurde kennelijk nog zeker tot in 1955, Lya wordt sprekend opgevoerd in een brief van MarieLou aan Anna 8 mei 1955 vanuit Frankrijk. Met Jules wordt Julie van Hasselt, een goede vriendin van Josine die ze ook van haar werk op de OBA kende bedoeld.

Begin september 1953 gaan ook Josine en Beate uit elkaar; althans, ze verhuizen ieder naar een ander adres. Volgens een vriendin van Josine was de oorzaak van de breuk een nieuwe relatie van Josine. Wellicht speelde ook mee dat Beate al enige tijd bezig was met de voorbereiding van haar emigratie naar de Verenigde Staten, waar inmiddels haar moeder en zuster aan de westkust woonden. Juni 1953 kreeg ze de Nederlandse nationaliteit. In 1955 verhuisde ze tenslotte naar San Francisco waar ze, een steunpilaar van het lokale lesbische leven, heel oud werd. In 2016 overleed ze, waarmee ze iedereen in dit verhaal ruimschoots overleefde.

© Judith Schuyf 2023. Afbeeldingen Archief ATRIA

Lees ook: Bij het graf van Marie-Louise Doudart de la Grée

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.