Aan de Utrechtseweg in Zeist, ter hoogte van het vroegere
hoofdkantoor van de Triodos bank bevindt zich een klein en deerlijk vervallen
en overwoekerd kerkhof. Hier lag voorheen de Oude RK begraafplaats in Zeist. Tot
1974 werden hier de doden begraven.
In vak 24 bevindt zich, nauwelijks herkenbaar, het familiegraf Doudart de la Grée. De schrijfster Marie-Louise Doudart de la Grée (1907-1981) liet er haar moeder en vader en ook later haar man, Peter van Kalmthout begraven, en liet ook ruimte op de grafsteen over voor haar eigen naam als het zover was.
Doudart de la Grée was schrijfster van romans,
toneelstukken en hoorspelen en werd bekend door haar eerste roman Zondaressen
(1938) die over (lesbische) misstanden in een meisjesinternaat ging en de
beide volgende boeken, Reactie (1939) en Finale (1941). Ze stond
bekend om haar vele, heftige, affaires met mannen, maar vooral vrouwen, onder
wie Anna Blaman en Josine Reuling.
Marie-Louise was in Johannesburg in Zuid-Afrika toen ze
in 1981 overleed. Ze werd daar gecremeerd. Wat er daarna gebeurde wordt door
een anonieme getuige verteld –
Enige maanden na haar dood vloog haar zoon Peter van Kalmthout naar Nederland om wat familiezaken af te handelen. Volgens de getuige bleek “Peter geen prettige persoonlijkheid en daarin onderscheidde hij zich niet van zijn moeder, die algemeen door haar naaste familie, broer en zus als snob werd bejegend. De naaste familie in het ongewisse latende overhandigde hij de urn met de stoffelijke resten van Marie-Louise aan mevrouw Emie Huizinga, de executeur testamentair. Voor haar overlijden hadden Marie Louise en Emie Huizinga samen met hun huisvriend de acteur Henk van Ulsen in diens huis in Amsterdam, afgesproken om de as uit Zuid Afrika toe te voegen aan de grond waar de man en moeder van Marie Louise begraven lagen.” Henk van Ulsen vertelde de getuige hoe zij beiden zich na sluitingstijd toegang verschaften tot het kerkhof, waarbij allerlei onderdelen van hun kleren beschadigd raakten, “maar dat in ieder geval na een snelle interventie de inhoud van de Urn op de bestemde plaats is achtergelaten, en dat hierbij het verhaal dat alleen maar haar naam is toegevoegd naar het rijk der fabelen kan worden verwezen . Marie Louise , die alles naar haar hand trachtte te zetten, is hierbij in ieder geval geslaagd.”
Sinds enige tijd werk ik aan een biografie van de schrijfster Josine Reuling (1899-1961) onder de werktitel Een zwervend bestaan. Volg via deze pagina de voortgang van het project met steeds nieuwe artikelen over haar. De hele biografie is later in 2024 gereed.
Er is geen
BLAAM’an
Josine Reuling, Marie-Louise Doudart de la Grée en Anna Blaman: een ongemakkelijke driehoeksrelatie.
Begin 1949 was Anna Blaman een beroemde, zo niet
beruchte, schrijfster, wier lesbisch zijn aan weinigen in Nederland ontgaan was
na het verschijnen van haar roman Eenzaam
Avontuur en het daaropvolgende literaire schijnproces dat Anna nogal
onterecht was aangedaan.
Dit zou
suggereren dat Eenzaam Avontuur de
eerste, meer in het algemeen bekende, lesbische roman in Nederland was, maar
dat is zeker niet het geval. Er waren diverse eerdere romans m et een
‘lesbische’ invalshoek. Al in 1937 verscheen van Josine Reuling Terug naar het eiland. Het werd de enige
roman van de Reuling met een evident lesbisch thema, hoewel in bijna al haar
boeken –het zijn er tien, plus twee kinderboeken – wel wat wij nu een queer
thema zouden noemen of verwijzing naar een situatie zit.
Kort voor de
oorlog schreef daarenboven de biseksuele Marie Louise Doudart de la Grée twee kostschoolromans
met een lesbisch thema, Reactie en Zondaressen, maar in lesbische kringen
wereldberoemd werd ze met Vae solis
(1946), een nogal melodramatisch verhaal over de lesbische liefde, dat ze op
verzoek van jhr Schorer schreef om uit te leggen was het betekende om zó te
zijn.
Zowel het
literaire als het lesbische wereldje was klein en het is dus niet verwonderlijk
dat de drie dames elkaar kenden; er was zelfs sprake van een driehoeksrelatie
zij het met losse zijden. Zowel Marie-Louise als Josine waren ieder op hun
eigen manier nogal promiscue.
Reuling was weinig te spreken over Eenzaam Avontuur. 13 januari 1949 schrijft ze aan de literaire
criticus Victor van Vriesland (een vriend van haar, overigens ook een erkend
vrouwenversierder) ‘Ja, er is geen Blaam’an, aan die Anna! Ach, ach. Arme
verkleumde hart, wezen van deze tijd. Ik heb een koude bewondering voor haar en
pommade-Peps geeft je een smaak van kinderlijkjes in je mond en dwingt je om
drie uur nog eens thee te zetten, daarna een borrel te nemen en een cigaret te
roken. Of is het Alide met haar engelrein profiel, die je dit aandoet?’
Drie weken later, 8 februari 1949, vond het beruchte
tribunaal plaats, aan de hand van een dagvaarding waarin de inhoudelijke en
compositorische feilen van het boek uitgebreid uit de doeken werden gedaan.
Anna was uiteindelijk wijselijk niet komen opdagen.
In juni voegde Josine in een brief aan haar uitgeefster
bij Querido, Alice von Eugen-van Nahuys een persiflage op de dagvaarding toe (‘niet
van mij , oh foei, neen’ – schreef ze in de brief). (Het is overigens niet de
eerste persiflage. Op de vrij uitgebreide website die het Literatuurmuseum aan
Anna en Eenzaam Avontuur wijdt staat
ook een persiflage op de tekst van het boek van de hand van Anton Koolhaas en
Simon Carmiggelt die onder de titel Eenzaam
Avonduur al op 24 december 1948 verscheen.)
Een
Comité, samengesteld uit de Humanitaire Unie, de Stichting voor Nog Grotere
Gezinnen en het landelijk Bestuur van “Wees een Zonneschijntje” wil het boek
graag veranderen. De titel zou veranderd moeten worden in ‘Eén alleen is maar
verdrietig’ en het slot zou uitgebreid moeten worden gewijzigd.
…..die
Alide krijgt een vliegtuigongeluk boven zee.
….Peps
komt weer bij zijn wettige vrouw en blijft met haar samen. Ze krijgen een laf
kindje, dat niet te veel maar ook niet te weinig op Peps lijkt.
….die
Bertha gaat naar een psychiater en wordt van haar tot eenzaamheid nopende
afwijking genezen. Zij slaat echter de phase van haar genezing, waarin zij
verliefd op de psychiater moet worden, over, omdat laatstgenoemde harige polsen
en een slecht gebit heeft.(Iets engs mag er wel in blijven). Daarna ontmoet zij
Kosta weer, die helemaal glad is en fris ruikt. Zij krijgt hem lief en leest in
zijn ogen de onuitgesproken vraag.
Zo worden de meisjes uit de roman één voor één
geheteroseksualiseerd. ‘Er bestaat bij het Comité geen twijfel aan, dat de
schrijfster zich met deze andere, gelukkige afloop gaarne zal verenigen,
aangezien zij waarschijnlijk eenvoudig niet aan deze mogelijkheden heeft
gedacht.’ Het zal ook de verkoop bevorderen. Tot slot wordt voorgesteld dat de
schrijfster zich voortaan AnNIE zou willen noemen in plaats van het zoveel
plechtstatiger AnNA.
Alice kan er niet om lachen. En al helemaal niet, omdat
Josine haar voor de zoveelste keer om geld gevraagd heeft, tegen eerdere
afspraken in.
Die persiflage komt op dat moment wellicht niet uit de
lucht vallen, want kort daarop krijgt Josine een affaire met MarieLouise, die
op dat moment de hartsvriendin van Anna Blaman is.
Er is weinig archief van Josine overgebleven helaas, op
een aantal brieven na in het Literatuurmuseum. Die zijn fragmentarisch.
Gelukkig is er zowel van Anna Blaman als van Marie-Louise meer overgebleven. De
correspondentie tussen deze twee is door Aad Meinderts uitgegeven onder de
titel Dit tussen ons is geen eenzaam
avontuur.
Het uitgebreide archief van Marie-Louise (door haar
vriendinnen vaak MarieLou genoemd) in het Literatuurmuseum geeft trouwens een
onbevangen kijk in haar nogal rommelige liefdesleven. MarieLou woonde in Zeist
met haar man en zoon, allebei Peter geheten. Haar man was zakenman, wat niet
alleen betekende dat hij goed in de slappe was zat, maar ook dat hij door de
week elders op zakenreis was. Hij begreep weinig van de lesbische verhoudingen
van zijn vrouw, maar had er kennelijk ook geen last van (wellicht omdat hij het
minder serieus nam), volgens MarieLou. Ze ontving de vriendinnen thuis door de
week. ‘De weekenden zijn voor pappie’ zou
ze volgens een kennis haar vriendinnen verteld hebben. Materiële bewijzen van
de rijkdom waren het dienstmeisje, de motorfiets waarop MarieLou Zeist onveilig
maakte, en de zeilboot waarop ze haar vriendinnen mee uit spelevaren nam.
Uit de correspondentie in haar archief valt goed op te
maken hoe MarieLou te werk ging bij haar veroveringen. Ze kreeg veel brieven
van lezeressen in reactie op haar werk. Beviel zo’n brief, dan nodigde ze de
schrijfster uit om eens kennis te komen maken in Zeist. Daags na de
kennismaking stuurde het bezoek dan een extatische brief – hoe leuk en heerlijk
het geweest was. Omdat MarieLou haar eigen reacties niet bewaard heeft, weten
we niet hoe ze daarop reageerde. In ieder geval volgde kort daarop weer een brief,
waarin de schrijfster met weemoed terugdacht aan die heerlijke middag, hoopte,
ja smachtte dat MarieLou weer contact zou opnemen en dat ze binnenkort weer
langs zou mogen komen. Maar meestal was dat niet het geval.
Bij Anna Blaman lag dat evenwel anders. Bij uitzondering
was het MarieLou die als eerste per brief contact opnam; de datum was 28
oktober 1948. Ze schreef op die dag zelfs twéé brieven waarin ze haar
waardering voor Blamans Vrouw en Vriend
uitte. De laatste brief eindigde met Ik
hou van je —ik háát je. Laat me alleen. Hoewel Anna eerst de neiging had
terug te schrijven met het verzoek of MarieLou ‘voorgoed stil zou kunnen
blijven’- zo slecht vond ze het werk van MarieLou – schreef ze in feite de
volgende dag een brief. ‘Schrijf me eens in hoeverre de eenzaamheid als
vriendin of als vijandin in uw leven staat?’
De voortgang van deze moeizame relatie valt na te lezen in
Dit tussen ons is geen eenzaam avontuur –
eigenlijk was het dat juist wel, zo komt het voor. Aad Meinderts die de brieven
bezorgde, zegt daarover: Tot een
langdurige, hechte liefdesrelatie tussen Anna Blaman en Marie-Louise Doudart de
la Grée is het niet gekomen. Anna Blaman had het zich bij de aanvang anders
voorgesteld. Anna zag goed in dat ze niet bij elkaar pasten, Blaman was een
tragédienne, MarieLou een operettester. De diepgravende mol en aan de
oppervlakte scherende zwaluw hadden niets gemeen.
Nu zal dat wel waar zijn, maar toen er eindelijk eind
november een daadwerkelijke ontmoeting tussen de twee kwam, vlogen de vonken er
af. Zo ging het steeds bij MarieLou. Een paar maanden lang tot het voorjaar van
1949 werden er hartstochtelijk verliefde brieven gewisseld – tenminste als we
Anna’s helft van deze eenzijdig bewaard gebleven correspondentie moeten
geloven. Doudart de la Grée vernietigde haar eigen brieven, die Anna haar op
haar verzoek had teruggestuurd.
Al spoedig in het voorjaar van 1949 kruipt er onvrede in
de correspondentie. Beiden komen erachter dat ze iets anders met de relatie
willen dan de erotiek en seksualiteit die er overduidelijk in het begin uit
blijkt. De brieven worden met grotere tussenpozen geschreven, MarieLou vertrekt
voor een vakantie naar Montana, Anna naar Zwitserland. MarieLou is een tijd
ernstig ziek in deze periode, wat bij vele van haar correspondenten tot onrust
leidde. Een Duitse vriendin uit Montana vroeg zich af hoe het onder deze
omstandigheden met Anna ging. “Oder gibt es eine neue Liebe?” Dat deed het.
17 juni 1949 schrijft Anna een brief met daarin twee
tekeningetjes: Anna Blaman loopt snikkend weg van MarieLou en Josine Reuling,
die elkaar omhelzen. Op de tweede tekening ligt Anna alleen in Rotterdam in bed,
terwijl de maan schijnt boven een tweepersoonsbed in Zeist, waarin we ML en JR
zien liggen.
“Ik merk duidelijk dat je een reepje van je enthousiasme
hebt afgeknipt om dat aan mijn con-soeur JR te schenken. Dat aanvaard ik zonder
morren. Waarom zou zij minder lief zijn dan ik?” “Maar ja, ‘het feit dat je van
haar vervuld bent en graag ‘het oor leent’ aan haar liefdesbezweringen bewijst
mij dat je niet (of: nog niet, of:niet meer) radicaal en onherroepelijk
pro-Anna bent.” “wie wint nu dat spelletje ten slotte, J R of ik?” Anna heeft geen zin in een
concurrentiespel; dat kent ze en als er iemand in de trein voordringt, gaat ze
ook opzij.
“Hoewel ik je node mis, moet Josine je nu maar gelukkig
maken. Ze acht daartoe alle voorwaarden in jullie contact aanwezig, en waarom
zou ze geen gelijk hebben? Ik hoop alleen, dat jouw gevoelens voor haar dan ook
onvoorwaardelijk en blijvend zullen zijn, want een grote liefde zal goed zijn
voor je wezen en voor je werk.”
Er volgen nog enige venijnige brieven. 10 juli 1949 schrijft
Anna: ‘En nu komt morgen J.R.handje-gezichtje vrijen. Gebruik je verstand,
lieveling en laat niet in symbolische zin je thee opdrinken. (….) Zo’n J R
maakt haar angina tot een interessant geval dat jouw ziek zijn daarbij in het
niet verzinkt: dat is liefdeloos, ook als het als ‘tactiek’ bedoeld is; en zo
langzamerhand dient het je niet meer te steken als ze je 8 a 10 dagen niets
laat horen – niet omdat je van mij houdt, maar omdat hierin het bewijs ligt dat
ze zich als een aan jou verslingerde ziel maar onbenullig handhaaft.’
Die grote
liefde zat er toch wat minder in. Josine hád al een liefde, zij het wellicht
geen grote (die grote woonde in Frankrijk en het was uit). Josine woonde op dat
moment in de Dongestraat (en vanaf november 1949 in de Harmoniehof 23) in Amsterdam
met Beate Mohr (1917-2016). De duits-joodse Beate was vlak voor de oorlog met
haar moeder en zuster naar Nederland gevlucht. In 1942 kwam ze via Westerbork
in het concentratiekamp Theresienstadt terecht. Ze overleefden alle drie de
oorlog. Beate speelt nog een rol in de in lesbische kringen bekende
geschiedenis van het Duits joodse stel Aimée en Jaguar, omdat ze met Jaguar, ofwel
Felice Schragenheim, in Theresienstadt heeft gezeten en daarover in het boek
kon vertellen.
Mogelijk kenden Josine en Beate elkaar omdat Josine
gedurende de tijd dat ze in de oorlog in Nederland was, in Laren woonde naast
de ondergedoken familie Weinberg, bij wie Beate na haar terugkeer in Nederland
in het garagebedrijf ging werken.
Het verhaal vermeldt niet wat Beate van de relatie van
Josine en MarieLou vond, maar uit de correspondentie tussen de laatsten blijkt
dat het kennelijk pais en vree was. Ook Beate ging af en toe mee op de
uitstapjes met de zeilboot van de man van MarieLou en in de brieven van Josine
wordt op luchtige wijze aan beiden gerefereerd. (Beate Mohr rond 1950.)
Uit de schaarse correspondentie die is overgebleven wordt
duidelijk dat Josine en MarieLou elkaar slechts af en toe zien, in Zeist of bij
een literair gebeuren ergens in het land. Zo ging dat bij Anna en MarieLou ook:
men schreef elkaar regelmatig en af en toe zag men elkaar en logeerde dan bij
elkaar. Het contact werd niet alleen bemoeilijkt doordat MarieLou nog diverse
andere relaties in haar weekdagen moest zien te proppen (de weekenden waren
immers voor haar man Peter), Josine weinig geld had om te reizen, maar zeker
ook omdat ze allebei voortdurend met hun gezondheid sukkelden. Iedere keer was
er wel wat.
Begin juni 1949 maakten MarieLou, Anna Blaman, Josine,
Beate en de (biseksuele) critica Emmy van Lokhorst een boottochtje over de
Vecht. Er zijn zelfs foto’s van, waar de eerste drie op staan.
2 april 1950 verbrak Anna Blaman de relatie met MarieLou
en stuurde haar haar brieven terug. Daarna was er af en toe contact – lesbische
ex-lovers laten elkaar zelden voorgoed gaan.
Mei 1950 preludeert Josine op een nieuw boottochtje op de
Vecht met MarieLou: Blonde tijgerkat,
fijn zal het zijn een week om je heen te dartelen, dit dartelen meer figuurlijk
dan letterlijk genomen, gezien mijn lijn. Als de boot nu maar niet schommelt,
want dan raak ‘k uit mijn letterlijk evenwicht en dat is zo onaangenaam. Ik zou
willen ondervinden hoe het is om uit je geestelijk evenwicht te geraken, maar
dit is blijkbaar niet voor me weggelegd. Zelfs van uitslaande tijgerklauwen
herstel ‘k langzaam maar zeker. Ach, over De Kruisvaarder weet ik niets te zeggen, misschien later
als ik ook mee mag doen in het koor der engelen en roepen Wilt toch naar Ons
luisteren! Er was namelijk een slechte recensie over
Blaman’s boek De Kruisvaarder
verschenen – vermoedelijk doelt ze op de recensie van H.A.Gomperts in Het Parool van 27 mei 1950, die het boek
een kitscherig magazine-verhaaltje noemt.
Tijdens het tochtje had Anna -zo schreef ze aan Emmy van Lokhorst –
gesprekken met Josine over ML. (Ik schrijf het je grof-eerlijk, p. 103). Kennelijk
vonden de voormalige rivalen elkaar in bespiegelingen over het gedrag van Marie-Louise.
Dat contact bleef.
26 augustus 1950 schrijft Anna aan Emmy van Lokhorst dat
ze vond dat Emmy en zij een prettige avond bij Josine gehad hadden. “Ik wist al
dat ze heel aardig is en dat ze M.L.verbazend goed ziet. Ze heeft een
superieure, en toch heel welmenende en hartelijke gevoelsinstelling tegenover
haar. Zij en ik hebben eens een avond over haar gepraat, wat in veel opzichten
heel leerzaam voor me was.” Wat zag ze dan? Een paar dagen later schrijft Anna
aan Emmy, naar aanleiding van het toneelstuk dat Marie-Louise aan het schrijven
is: “Maar ML is ook een kind; ze kent geen zelfkritiek die hout snijdt, en ze
kent weinig reserve en weinig eerbied. Haar wezenlijke levensélan gaat niet uit
van een wezenlijk en onaantastbaar principe, de psychologische en sociale
verhoudingen in haar bestaan als vrouw en moeder zijn nog nooit verantwoord
geweest – en daar kan ze zelf niets aan doen, maar ze heeft evenmin de
behoefte, de intelligentie en de moed om in te zien dat zij in haar situatie
nooit het leven in het hart kan grijpen; en dat is toch de wens en de taak als
kunstenaar.” (Grof-eerlijk ,107)
In de latere maanden van 1950 en 1951 verliep het
sporadische contact tussen Marie-Louise en Anna zelfs alleen met de tussenkomst
van Emmy van Lokhorst. Die berichten en boodschappen doorgaf, zoals ‘ik hoop
dat ik haar nooit meer zie. Het is mij allemaal te onwaarachtig en te corrupt’
(Brief AB aan EvL 18 dec 1950).
Tot die conclusie kwam uiteindelijk ook Josine. Op een
aantal nogal feitelijke brieven uit de tussenliggende jaren – ze refereren soms
wel aan afspraakjes, maar vooral aan de dagelijkse bezigheden van Josine –
volgt een brief van 12 augustus 1953. Kennelijk was Marie-Louise weer een
ingewikkelde driehoeksrelatie aangegaan, waar we verder niets van weten, omdat
het Literatuurmuseum de identiteit van de betrokkenen niet mocht prijsgeven: “Lieve
Loutje. (Ze heeft nagedacht over) ‘de delicate kwestie Jules-Lya-Marie-Louise.’ Daarom stel ik je in goede kameraadschap voor
om iedere relatie met elkander te verbreken, want al zien we elkaar zelden,
gedurende een ontmoeting is het bijna vanzelfsprekend dat jij je over een en
ander tegen mij uit. (…) En toch wil ik er niets meer over horen. Nu is dit
geen “afscheid voor het leven” om het plechtig te zeggen. Situaties veranderen
en zodra ik meen dat we elkander zonder dat mijn vriendschappelijke gevoelens
voor Jules in het gedrang komen, weer ’s kunnen ontmoeten, hoor je van me. En
natuurlijk wens ik je het allerbeste, lots of love in your life and much fun.
En vooral een goed gezond! Hartelijke groeten, ook aan Lya en Hilda. NB: Die relatie duurde kennelijk nog zeker
tot in 1955, Lya wordt sprekend opgevoerd in een brief van MarieLou aan Anna 8
mei 1955 vanuit Frankrijk. Met Jules wordt Julie van Hasselt, een goede
vriendin van Josine die ze ook van haar werk op de OBA kende bedoeld.
Begin september 1953 gaan ook Josine en Beate uit elkaar; althans, ze verhuizen ieder naar een ander adres. Volgens een vriendin van Josine was de oorzaak van de breuk een nieuwe relatie van Josine. Wellicht speelde ook mee dat Beate al enige tijd bezig was met de voorbereiding van haar emigratie naar de Verenigde Staten, waar inmiddels haar moeder en zuster aan de westkust woonden. Juni 1953 kreeg ze de Nederlandse nationaliteit. In 1955 verhuisde ze tenslotte naar San Francisco waar ze, een steunpilaar van het lokale lesbische leven, heel oud werd. In 2016 overleed ze, waarmee ze iedereen in dit verhaal ruimschoots overleefde.